Het is kwart voor zes, ik ben op weg naar de plek waar jeeps naar Khorog vertrekken. De hostel eigenaar heeft gezegd dat ik een Landcruiser moet pakken, dan duurt de reis 12 uur. Anders langer.
De straten van Dushanbe zijn nog bijna leeg. De is nog maar net opgegaan maar het is al warm. Vandaag wordt het weer boven de 40 graden.
Een Landcruiser met volgeladen dak rijdt voorbij. Shit, ze vertrekken al. Ben ik te laat?
Ik kom aan bij het Khorog bus station en loop helemaal naar achteren, waar het vol staat van jeeps. Niemand komt om me naar zijn auto te sleuren. Iemand wijst naar een grote jeep.
Nederlander! Dit is een goede auto, ga maar zitten, zegt een man met een blauwe pet en een donkere baard.
Hoezo denk je dat ik Nederlander ben?
Wat ben je dan?
Ik ben Duitser.
Duitsland doet niet meer mee met het WK.
De chauffeur komt aangelopen met een doos. Ik vraag aan hem hoeveel.
400.
350.
Nee, 400.
350 is de normale prijs.
400. Hij loopt weg.
Zet je tas maar neer, ga maar zitten, dit is een goede auto, zegt de man met de baard. Hij praat sleurig, blijkbaar is hij dronken.
De auto ziet er inderdaad goed uit. Een grote, stevige Landcruiser. We zijn tot nu toe de enige passagiers, dus ik kan een goede plek bezetten, voorin of langs het raam. Maar de bestuurder is onvriendelijk en de dronkaard gaat straks 12 uur tegen me aanlullen. Bovendien kan het even duren voordat de auto vol is. Toch zet ik mijn rugzak op de achterbank neer en loop rond over het terrein.
Twee andere auto’s in de buurt zijn al vol. Er staan nog lege Landcruisers, maar wie weet wanneer die vertrekken. Ik vraag nog een bestuurder, ook geen plek meer.
Ik had een uur eerder hier moeten zijn.
Dan aan de rand van het bus station zegt iemand dat er nog één plek vrij is. Perfect, die gaat dus zo weg.
Hoeveel?
350.
Ok, ik ga met u mee.
Ik loop naar de andere auto, pak mijn rugzak van de achterbank, loop terug en gaaf en aan mijn nieuwe chauffeur, die op het dak van zijn wagen staat.
Even later, ik sta te wachten, komt de dronkaard aangelopen.
Hoezo ben je weggelopen? Dat is een goede auto.
Deze is beter.
Waar ga je zitten dan? Op het dak?
Op het dak ja.
Dat was niet mooi van je om zomaar je tas te pakken.
Daar waren geen mensen.
Dat was niet mooi van je. Ik ga je vinden in Khorog. We gaan je vinden en mooi verbouwen, een plaatje maken. Begrijp je me?
Hm-hm.
We gaan je vinden en je oren afsnijden.
Ik zeg niks en kijk zo onvriendelijk mogelijk in zijn ogen.
Hoor je me? We gaan je oren afsnijden.
Ga nu maar terug.
Waarheen?
Naar je auto.
Hij loopt mopperend weg.
Twee andere passagiers, die alles hebben gehoord, glimlachen ongemakkelijk. Even later praat ik tegen één van hen, een vrouw die perfect Engels spreekt. Ze vertelt dat ze twee jaar in Hyderabad, India, heeft gestudeerd en nu de directeur van de American Space in Khorog is. Volgens haar was de man niet dronken maar gebruiker van “wit poeder”.
Als we instappen blijkt dat ik de slechts plek heb. In het midden op de achterbank. Nauwelijks plek voor mij benen, amper twee vingers tussen mijn hoofd en plafond. Dat gaat pijn doen als later de weg slecht wordt. In de positie gaat het me niet lukken om te slapen.
Toch ben ik blij als we luisterend naar keiharde Indiaase muziek wegrijden door de nog steeds lege straten van Dushanbe.
Blij, dat ik niet twaalf uur naast een orenafsnijdende junk hoef te zitten.
Blij, om eindelijk op weg te zijn naar Khorog, de poort naar het Pamir gebergte.
You must log in to post a comment.